Lemaire herfst/winter 2018 in Parijs Fashion Week.
Er waren hints van Engelse suède hoofden van de jaren zeventig in de grotere flare broeken en driekwart lengtes gedragen met laarzen. Naast Moujik-broeken, kaftans en Tibetaanse jassen uit Tolstoj's beschrijvingen van nederige mensen, was het een kenmerkend Lemaire-seizoen van zen-meets-werkkleding.
Te midden van de klinische scherpte voelden kauwgomroze truien, gedempte overgeverfde paisleys of gemarmerde swirls - het werk van de Franse schutbladkunstenaar Atelier La Folie - als een donderslag op een heldere dag. “We houden van printjes. Het is waar dat we er niet genoeg van hebben gedaan”, zei Christophe Lemaire backstage.
Lemaire en Sarah-Linh Tran hebben een verklarende woordenlijst ontwikkeld van klassieke Parijse ingetogenheid in hun werk - denk aan Yves Saint Laurent, de man en de ultrachique mannelijke Parijzenaar. In hun handen voegen een overjas bovenop een jas en verschillende andere elementen niet veel volume toe, waardoor hun lagen genuanceerder zijn dan de strategie voor koud weer. Maar de blikvangers waren ongetwijfeld die silhouetten waarin het volumespel was gemarkeerd: een pilotenjack van schapenvacht, gedragen met een elastische paisley-broek; oversized schoorsteenkragen en vloeiende broeken, en een royaal geproportioneerde gemarmerde regenjas met capuchon.
Met zijn onberispelijke uitvoering van klassiekers is dit het soort line-up dat op het eerste gezicht en door de tijd bestand is tegen nauwkeurig onderzoek. In het landschap van vandaag dat wordt gedomineerd door maximalisten, een pluim voor het paar dat zich aan die dunne lijn heeft gehouden.