Christophe Lemaire is geïncarneerd internationalisme. Hij heeft altijd een oog gehad op mode - misschien is het passender om 'jurk' te zeggen - vanuit een mondiaal perspectief. Hij is de zeldzame ontwerper die met een strak gezicht, wijzend naar een flanellen T-shirt en bijpassende broek met driedubbele plooien, zijn zogenaamde dagelijkse pyjama zal zeggen: "Ik zou het niet erg vinden als mensen een verwijzing naar het Japan van de jaren tachtig zien." Een wandeling met Lemaire roept onvermijdelijk verwijzingen op naar Chinese werkkleding uit het Mao-tijdperk, nomaden uit het Midden-Oosten en westerse New Wave-muzikanten.
Het is een kwaliteit die hem tot een slimme keuze maakte voor Hermès, dat zijn superluxe standplaats maakt voor de vaste reiziger. Maar het is ook een kwaliteit die zijn naamgenootlijn, waar hij zich volledig aan uitgeeft, een beetje obscuur kan maken voor shoppers die gespeend zijn van jeans en T-shirts. (Na een aantal jaren in het bedrijfsleven, introduceerde Lemaire eindelijk zijn eigen jeans een seizoen of twee geleden.) Voor Fall, zoals hij zelf toegeeft, verplaatste hij zijn collectie naar een meer stedelijke richting. Hij introduceerde leren jacks en shetland-truien als aanvulling op zijn gebruikelijke yakwol-breisels. Hij deed geen concessies aan zijn fixaties (grote, wortelvormige broek; losse, gedrapeerde jassen), maar door meer houvast te bieden aan toevallige toeschouwers, plaatste hij zijn collectie in een bredere context.
48.8566142.352222